Laten we zacht zijn voor elkander (Let’s be gentle with each other), for voice and piano, Op. 106 nr. 1 (2016)

After a poem by Adriaan Roland Holst

Laten wij zacht zijn voor elkander, kind.
O, laten wij maar zacht zijn, en maar niet
het hoge woord van liefde spreken,
want hoeveel harten moesten daarom breken
in hulpeloos verdriet.

Wij zijn maar als de blaren in de wind
rits’lend langs de zoom van oude wouden,
en alles is onzeker, en hoe zouden
wij weten wat alleen de wind weet, kind. 

Veel liefde ging verloren in de wind,
en wat de wind wil zullen wij nooit weten;
en daarom ─ voor we elkander weer vergeten ─
laten wij zacht zijn voor elkander, kind,

laten wij zacht zijn voor elkander, kind.

Let us be gentle to each other, child.
O, let’s rather be gentle, and not
utter this precious word of love,
for how many hearts had to break because of this
in helpless grief.

We are only like leaves in the wind,
rustling along the edge of ancients forests,
and everything is uncertain, and how should
we know what only the wind knows, child.

Much love got lost in the wind,
and what the wind wants we will never know;
and therefore – before we forget each other again –
let us be gentle to each other, child,
let us be gentle to each other, child.